Plaats op de weg
Op welke plaats op de weg kun je nu het beste rijden met de motor? Het antwoord op deze vraag hangt af van de verkeerssituatie waarin jij je op dat moment bevindt.
Uitgangspositie
De uitgangspositie is het midden van de weghelft of rijstrook waarop je rijdt. Zo voorkom je dat je op je eigen weghelft of rijstrook wordt ingehaald door bijvoorbeeld bestuurders van auto’s.


Afhankelijk van de verkeerssituatie pas je jouw positie aan. Wat je hier als uitgangspunt kunt nemen, is dat je altijd in het midden van de vrije en beschikbare veilige ruimte rijdt. Op die manier creëer een zogenaamd ruimtekussen om je heen, waardoor je in staat bent tijdig op onverwachte situaties te reageren, zoals bijvoorbeeld een openslaande autodeur.
Veranderen van positie
Je verandert van positie als de verkeerssituatie daar aanleiding toe geeft. Bijvoorbeeld bij putdeksels, pijlen op de weg of wanneer er op jouw weghelft auto’s geparkeerd staan.
Putdeksels kunnen, met name als ze nat zijn, erg glad zijn. Probeer daarom zoveel mogelijk te vermijden dat je er overheen rijdt. Het is echter niet altijd te vermijden dat je eens over een putdeksel rijdt, zeker wanneer er meerdere putdeksels achter elkaar liggen op een verschillende plek op de weg. Bepaal dan zo vroeg mogelijk jouw positie zodat je een strakke lijn kunt rijden. Het is namelijk niet de bedoeling dat je tussen de putdeksels door gaat slalommen.
Ook pijlen op het wegdek kunnen glad zijn. Rijdt daarom zo min mogelijk op het witte gedeelte. Pijlen rechtdoor ga je in principe links voorbij, waarbij je over een klein stukje van de linker punt van de pijl heen kunt rijden. Bij pijlen voor links- en rechtsaf rijdt je altijd over de ‘hals’ van de pijl. Zo rijdt je het kortst mogelijk op het witte gedeelte.



